- afzetten
- {{afzetten}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [afnemen en ergens neerzetten] enlever2 [buiten werking stellen] arrêter3 [amputeren] amputer4 [oplichten] escroquer (qc. à qn.)5 [afscheiden] clôturer6 [van, tegen iets afduwen] repousser7 [uit zijn ambt ontzetten] destituer8 [op enige afstand plaatsen] écarter9 [laten uitstappen] déposer10 [markeren] marquer11 [omboorden] galonner (de)12 [van de hand doen] vendre13 [de afmetingen, het verloop aanduiden] tracer14 [laten bezinken, neerslaan] déposer♦voorbeelden:1 de bril afzetten • retirer ses lunetteshet geweer afzetten • reposer son fusil2 de radio afzetten • éteindre la radio3 een been afzetten • amputer une jambe4 een klant voor tien gulden afzetten • truander un client de dix florins5 een bouwterrein afzetten • clôturer un terrain à bâtirhet huis was door de politie afgezet • la maison était cernée par la police6 een boot afzetten • dégager un bateau〈figuurlijk〉 zich afzetten tegen (iets, iemand) • s'insurger contre (qc., qn.)zich afzetten • prendre appel7 een koning afzetten • détrôner un roi8 de stoelen van de muur afzetten • écarter les chaises du murkwellende gedachten van zich afzetten • chasser les idées noires de son esprit9 een passagier bij de halte afzetten • déposer un passager à l'arrêt11 de zoom van een japon afzetten • galonner le bord d'une robe12 goederen afzetten • vendre des marchandises14 slib afzetten • déposer du limonII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [snel afkomen] se jeter2 [voor een sprong] prendre appel♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • foncer sur qn.er kwam een massa sneeuw van de berghelling afzetten • une masse de neige dévala de la pente
Deens-Russisch woordenboek. 2015.